In haar arrest van 19 maart 2013 heeft het Hof van Beroep te Gent, naar aanleiding van een scheepsbeslag door het Vlaams Gewest, erkend dat de overheid krachtens art. 17 Scheepvaartongevallenwet (wet 11 april 1989) een retentierecht op een schip kan uitoefenen.
In casu oordeelde het Hof dat wanneer de overheid evenwel geopteerd heeft om bewarend scheepsbeslag te leggen, de voorwaarden van het bewarend scheepsbeslag moeten voldaan zijn, ongeacht of al dan niet voldaan is aan de voorwaarden voor het uitoefenen van een retentierecht in hoofde van de overheid.
Het Hof van beroep bekrachtigt hiermede de stelling ingenomen door W. Den Haerynck, in zijn artikel “Scheepsbeslag en retentie door de overheid”, gepubliceerd in Free on Board, Liber Amicorum M.A. Huybrechts), waarnaar het Hof overigens uitdrukkelijk verwijst.
Het arrest van het Hof van beroep te Gent is verder ook nog belangwekkend voor haar beslissing dat het derdenverzet tegen de beschikking houdende machtiging tot het leggen van scheepsbeslag gegrond is, wanneer op het ogenblik van de beoordeling van dit verzet in graad van hoger beroep niet voldaan is aan de urgentievereiste en de allegatie van zeevordering op ernstige gronden betwist is.
In casu oordeelde het Hof dat wanneer de overheid evenwel geopteerd heeft om bewarend scheepsbeslag te leggen, de voorwaarden van het bewarend scheepsbeslag moeten voldaan zijn, ongeacht of al dan niet voldaan is aan de voorwaarden voor het uitoefenen van een retentierecht in hoofde van de overheid.
Het Hof van beroep bekrachtigt hiermede de stelling ingenomen door W. Den Haerynck, in zijn artikel “Scheepsbeslag en retentie door de overheid”, gepubliceerd in Free on Board, Liber Amicorum M.A. Huybrechts), waarnaar het Hof overigens uitdrukkelijk verwijst.
Het arrest van het Hof van beroep te Gent is verder ook nog belangwekkend voor haar beslissing dat het derdenverzet tegen de beschikking houdende machtiging tot het leggen van scheepsbeslag gegrond is, wanneer op het ogenblik van de beoordeling van dit verzet in graad van hoger beroep niet voldaan is aan de urgentievereiste en de allegatie van zeevordering op ernstige gronden betwist is.