Een werknemer heeft het recht om gedurende 10 dagen afwezig te zijn van zijn werk ter gelegenheid van de geboorte van een kind. Deze dagen moeten worden opgenomen binnen een periode van vier maanden te rekenen vanaf de dag van de bevalling.
Tot voor kort bestond er in België geen ontslagbescherming in geval van vaderschapsverlof, hoewel Europa reeds in 2002 al een richtlijn (Richtlijn 2002/73/EG) aangenomen heeft die uitdrukkelijk bepaalt dat lidstaten die het recht op vaderschapsverlof erkennen, de nodige maatregelen nemen om werkende vaders te beschermen tegen ontslag wegens de uitoefening van dit recht en om ervoor te zorgen dat zij na afloop van dit verlof het recht hebben om - onder voorwaarden die voor hen niet minder gunstig zijn - naar hun baan of naar een gelijkwaardige functie terug te keren en te profiteren van elke verbetering van de arbeidsvoorwaarden waarop zij tijdens hun afwezigheid aanspraak hadden kunnen maken.
De wet van 11 juni 2011 zet deze Europese Richtlijn eindelijk om. De wetgever biedt vaders die gebruik maken van hun recht op vaderschapsverlof namelijk een gelijkaardige bescherming als moeders tijdens hun moederschapsverlof.
Alle werknemers die vanaf 30 juli 2011 een aanvraag voor vaderschapsverlof indienen bij hun werkgever, genieten voortaan van specifieke ontslagbescherming.
Deze bescherming verbiedt de werkgever een arbeidsovereenkomst van een werknemer die vaderschapsverlof geniet eenzijdig te beëindigen gedurende de periode van schriftelijke kennisgeving aan de werkgever tot drie maanden na die kennisgeving, voor zover het ontslag verband houdt met het vaderschapsverlof. Ontslag om andere redenen die vreemd zijn aan het vaderschapsverlof blijft wel toegestaan.
Wanneer de werkgever deze ontslagbescherming niet naleeft, is hij aan de werknemer een forfaitaire vergoeding verschuldigd gelijk aan drie maanden loon en zulks bovenop een eventuele verbrekingsvergoeding.
Ook het omgezet vaderschapsverlof ondergaat een aantal wijzigingen en zulks vanaf 30 juli 2011. Artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971 voorziet in de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden het moederschapsverlof om te zetten in vaderschapsverlof. Dit is bijvoorbeeld mogelijk wanneer de moeder van de pasgeborene overlijdt of gehospitaliseerd is. Voortaan genieten vaders die gebruik maken van een omgezet vaderschapsverlof van dezelfde ontslagbescherming als deze voorzien in geval van moederschapsverlof:
Tot voor kort bestond er in België geen ontslagbescherming in geval van vaderschapsverlof, hoewel Europa reeds in 2002 al een richtlijn (Richtlijn 2002/73/EG) aangenomen heeft die uitdrukkelijk bepaalt dat lidstaten die het recht op vaderschapsverlof erkennen, de nodige maatregelen nemen om werkende vaders te beschermen tegen ontslag wegens de uitoefening van dit recht en om ervoor te zorgen dat zij na afloop van dit verlof het recht hebben om - onder voorwaarden die voor hen niet minder gunstig zijn - naar hun baan of naar een gelijkwaardige functie terug te keren en te profiteren van elke verbetering van de arbeidsvoorwaarden waarop zij tijdens hun afwezigheid aanspraak hadden kunnen maken.
De wet van 11 juni 2011 zet deze Europese Richtlijn eindelijk om. De wetgever biedt vaders die gebruik maken van hun recht op vaderschapsverlof namelijk een gelijkaardige bescherming als moeders tijdens hun moederschapsverlof.
Alle werknemers die vanaf 30 juli 2011 een aanvraag voor vaderschapsverlof indienen bij hun werkgever, genieten voortaan van specifieke ontslagbescherming.
Deze bescherming verbiedt de werkgever een arbeidsovereenkomst van een werknemer die vaderschapsverlof geniet eenzijdig te beëindigen gedurende de periode van schriftelijke kennisgeving aan de werkgever tot drie maanden na die kennisgeving, voor zover het ontslag verband houdt met het vaderschapsverlof. Ontslag om andere redenen die vreemd zijn aan het vaderschapsverlof blijft wel toegestaan.
Wanneer de werkgever deze ontslagbescherming niet naleeft, is hij aan de werknemer een forfaitaire vergoeding verschuldigd gelijk aan drie maanden loon en zulks bovenop een eventuele verbrekingsvergoeding.
Ook het omgezet vaderschapsverlof ondergaat een aantal wijzigingen en zulks vanaf 30 juli 2011. Artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971 voorziet in de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden het moederschapsverlof om te zetten in vaderschapsverlof. Dit is bijvoorbeeld mogelijk wanneer de moeder van de pasgeborene overlijdt of gehospitaliseerd is. Voortaan genieten vaders die gebruik maken van een omgezet vaderschapsverlof van dezelfde ontslagbescherming als deze voorzien in geval van moederschapsverlof:
- Zo wordt de forfaitaire vergoeding waarop een werknemer recht heeft na ontslag om redenen die verband houden met het opnemen van het omgezet vaderschapsverlof, naar analogie met de moederschapsbescherming, opgetrokken van drie naar zes maanden loon.
- De ontslagbescherming gekoppeld aan het omgezet vaderschapsverlof wordt verlengd tot een maand na het einde van het vaderschapsverlof. Dit is eveneens dezelfde periode die geldt bij moederschapsbescherming.